In het Belastingplan 2025 is een aanpassing van de CO₂-heffing voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) voorgesteld. Deze maatregel heeft directe invloed op de verbrandingstarieven en daarmee dus ook op de afvalstoffenheffing. In dit bericht duiken we daar wat dieper op in en lichten we de belangrijkste gevolgen toe.

Elk jaar presenteert het kabinet op de derde dinsdag van september de Miljoenennota. Een belangrijk onderdeel van de miljoenennota is het Belastingplan. Het Belastingplan bevat de fiscale maatregelen die de regering voorstelt voor het aankomende jaar, en is daarmee een belangrijke leidraad voor de belastingen die zowel burgers als bedrijven zullen moeten betalen.

Wat houdt de wijziging in?
Het Belastingplan 2025 bevat specifieke maatregelen voor AVI’s. Zo wordt voorgesteld dat voor AVI’s met ingang van 1 januari 2025 de regels voor afvalverbrandingsinstallaties van toepassing zijn en niet de lagere tarieven voor broeikasgasinstallaties.

Daarnaast is aangekondigd dat de dispensatierechten voor fossiele CO₂-emissies van AVI’s versneld worden afgebouwd. Deze rechten gaven AVI’s tot op heden vrijstelling van een deel van hun CO₂-uitstoot, waardoor de financiële impact van de CO₂-heffing (die sinds 2021 in werking is getreden) werd beperkt. Met de nieuwe maatregel zullen afvalverbrandingsinstallaties vanaf 2025 echter eerder en zwaarder worden belast voor hun CO₂-uitstoot.

Hiermee samenhangend introduceert het Belastingplan de zogenoemde “AVI-correctiefactor”. Deze correctiefactor zal vanaf 2026 lineair worden ingevoerd en zorgt ervoor dat AVI’s tegen 2030 een vermindering van hun beschikbare dispensatierechten zien tot 0,6 Mton. Dit betekent dat AVI’s hun fossiele emissies tegen die tijd met 1,9 Mton moeten reduceren om de volledige CO₂-heffing te vermijden. Een aflopende hoeveelheid dispensatierechten en een gelijktijdig oplopende CO₂-heffing leiden netto tot een jaarlijks oplopende te betalen CO₂-heffing door AVI’s.

Concreet betekent dit, dat de verwerkingskosten voor restafval voor gemeenten omhooggaan. Afvalverbrandingsinstallaties zullen deze hogere kosten namelijk doorberekenen. Dit leidt er vervolgens toe dat de afvalstoffenheffing voor inwoners stijgt. Hoeveel dat is, verschilt per gemeente. Tenslotte maakt het kabinet duidelijk dat CO₂-uitstoot die via de schoorsteen van afvalverbrandingsinstallaties vrijkomt, niet in aanmerking komt voor een korting op de afvalstoffenbelasting. Dit betekent dat AVI’s volledig verantwoordelijk blijven voor hun uitstoot, zonder de mogelijkheid van een terugbetaling.

Wat betekent dit voor gemeenten en de sector?
Het is duidelijk dat de CO₂-heffing een directe impact zal hebben op de kostenstructuur van afvalverwerking en daarmee ook op de gemeentelijke begrotingen. Tegelijkertijd biedt deze maatregel een kans om nog meer te focussen op het reduceren van restafval en het stimuleren van recycling. Voor AVI’s is het belangrijk om te weten dat deze heffing alleen gaat gelden voor uitstoot van fossiele CO₂ en niet voor de emissie afkomstig uit de verbranding van hout, gft en papier.

Als NVRD vinden we het belangrijk om een weloverwogen positie in te nemen. We staan namelijk achter het principe dat de vervuiler betaalt en erkennen dat het verminderen van CO₂-uitstoot, ook in onze sector, essentieel is voor een duurzame toekomst. We blijven de ontwikkelingen op de voet volgen en zetten ons in om leden continu te informeren over de mogelijke gevolgen voor de afvalstoffenheffing. Ook zijn we beschikbaar om samen te kijken naar oplossingen en strategieën om de stijgende kosten zoveel mogelijk te beperken.