De NVRD Benchmark Huishoudelijk Afval monitort en vergelijkt niet alleen op duurzaamheid, kosten en dienstverlening. Ook op het aspect ‘schoon’ verzamelen we data en vergelijken we de onderliggende aanpak van gemeenten met elkaar. In dit artikel lichten we de bijplaatsingen uit: afval en grondstoffen die naast verzamelcontainers wordt geplaatst. De benchmark laat er geen misverstand over bestaan dat dit een groot probleem is: ruim 92% van de gemeenten in Nederland heeft er last van. Hoe gaan ze daar mee om? Welke rol hebben de handhavers in de aanpak?

Dit benchmarkjaar heeft een extra uitvraag plaatsgevonden over bijplaatsingen. Uit de vorige benchmark (over peiljaar 2020) werd al duidelijk dat bijplaatsingen een steeds groter probleem aan het worden is. Toen werd de toename van het aantal bijplaatsingen nog vooral gerelateerd aan de coronapandemie: 74% van de benchmarkgemeenten constateerde een toename van het aantal bijplaatsingen als gevolg van corona. Dit jaar hebben we de vraag opnieuw gesteld, waarbij het percentage iets is gedaald: 54% van de gemeente ondervond in 2021 nog invloed van corona op het aantal bijplaatsingen. In 2021 was er nog steeds sprake van een aantal lockdowns, een toename in het online-winkelen, en daarmee ook een toename van afgedankt huisraad en volumineus kartonafval dat niet in de verzamelcontainer past.

Bijna overal een probleem
Los van corona blijkt 92% van de gemeenten last te hebben van bijplaatsingen. Dat betekent dat niet alleen stedelijke gemeenten er last van hebben, ook bij de landelijke gemeenten (met doorgaans minder verzamelcontainers en hogere sociale controle) treft men afval naast de collectieve voorzieningen aan. Omdat het hier om een eerste meting gaat, kunnen we nog niet zeggen of het hier om een toename gaat. De meeste gemeenten (84%) verwijderen het bijgeplaatste afval direct na constatering/melding, ter voorkoming dat er nog meer afval wordt bijgeplaatst. Een argument om de bijplaatsingen niet direct op te ruimen is zodat er geen beloningssignaal afgegeven wordt voor het bijplaatsgedrag. Slechts 2% van de gemeenten haalt het bijgeplaatst afval pas weg op de eerstvolgende ledigingsdag. Vaste opruimdagen (14%) worden veelal door de matig-stedelijke gemeenten (stedelijkheidsklasse 2 en 3) gehanteerd, zo blijkt uit de benchmark.

Communicatie en handhaving
62% van de gemeenten voert gerichte voorlichtingsacties uit om bijplaatsingen te voorkomen. Dat gebeurt door de inzet van afvalcoaches, instructiestickers op de containers, bewonersbrieven en diverse andere initiatieven. 28% van de gemeenten faciliteert bijvoorbeeld containeradoptie, waarbij inwoners zelf bijdragen aan het schoonhouden van de containerlocatie. Bij grote stedelijke gemeenten is dat zelfs 64%. Bij kleine landelijke gemeenten is dat 20%.

Ondanks alle inspanningen op participatie- en communicatiegebied plaatst men gemiddeld bij 1 op de 5 containerlocaties (19%) regelmatig afval naast de containers. De meeste gemeenten sturen hun handhavers alleen af op de buitensporige bijplaatsingen (56%). Bij 21% van de gemeenten vindt er nauwelijks handhaving plaats. Dit is vooral het geval bij de landelijke gemeenten waar sprake is van geringe handhavingscapaciteit. Bij 19% van de gemeenten gaat iedere constatering en melding van een bijplaatsing langs de afdeling Handhaving.

Kosten
Gemiddeld wordt er € 4,80 per huishouden uitgegeven aan het verwijderen van bijgeplaatst afval. Bij de stedelijke gemeenten is dat gemiddeld € 5,60 per huishouden, bijna 2 keer zo veel als bij de landelijke gemeenten (gemiddeld € 3,00 per huishouden). Wanneer de opruimwerkzaamheden buiten niet door de inzameling zelf maar door de BOR-afdeling wordt uitgevoerd (gelijktijdig met de overige schoonmaakwerkzaamheden in de wijk), blijken de kosten vaak moeilijk te bepalen. Gemeenten die om die reden geen kostenopgave hebben gedaan zijn buiten de kostenindicatie gehouden.

De Benchmark Huishoudelijk Afval is een kennis- en leerinstrument van de NVRD, dat jaarlijks in samenwerking met Rijkswaterstaat en Cyclus Management wordt uitgevoerd. Van de ongeveer 175 gemeenten die aan de benchmark meedoen wordt de data verzameld, verwerkt tot prestatie-indicatoren die in een aantal werkbijeenkomsten met elkaar wordt besproken.