Het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur biedt beleidsinterventies voor de komende vijf jaar om de trend van de wegwerpmaatschappij in Nederland te keren. Deze interventies omvatten onder meer het bevorderen van duurzame productie, het verlengen van de levensduur van producten, en het verbeteren van recycling en hergebruik.

De focus van het advies ligt op structurele maatregelen voor de goederenstromen kleding, meubels en consumentenelektronica. Wij mochten hieraan bijdragen en nemen je graag mee in de meest relevante conclusies en aanbevelingen.

Beleidsinterventies
Het Rli-advies stelt verschillende beleidsinterventies voor, gericht op het verminderen van de wegwerpcultuur. Deze omvatten het afdwingen van duurzame productieprocessen en het stimuleren van langere productlevensduur door hergebruik en reparatie. Speciale aandacht gaat uit naar de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV).

Voor gemeenten zijn deze aanbevelingen van bijzonder belang. Ze impliceren een actieve rol in het bevorderen van tweedehands winkels en producten, en het bieden van een beter bereikbare en zichtbare tweedehandseconomie. Gemeenten moeten volgens het rapport ook formeel en beter betrokken worden bij het formuleren van regelgeving en beleid om UPV’s effectief te implementeren.

Bescherming van Burgers
De aanbevelingen benadrukken ook de noodzaak om burgers te beschermen tegen misleidende reclames en hen te helpen bij het maken van duurzame keuzes. Dit kan worden bereikt door het introduceren van levensduur- en reparatielabels en het beperken van reclames die aanzetten tot impulsaankopen.

Voortouw van de overheid
Tot slot benadrukt het advies het belang van meer regie vanuit de overheid in het coördineren en stimuleren van de transitie naar een duurzame en circulaire economie. Dit houdt in dat de overheid zelf duurzaam en circulair moet inkopen, en het bedrijfsleven moet ondersteunen in het verminderen van de negatieve impact van hun producten​. Specifiek bij de invulling van UPV’s moet er volgens de Rli onderzoek worden gedaan naar de invoering van een onafhankelijke ketenregisseur en dient de overheid meer regie te voeren bij de invulling van de UPV’s.