Daarnaast informeert hij welke netto CO2-emissiereductie de importheffing naar verwachting zal opleveren. Ook wil Stoffer graag weten wat de belastingopbrengst van de voorgestelde maatregel is. Verder vraagt het lid in hoeverre de voorgestelde heffing negatieve gevolgen heeft voor de levering van warmte van AVI's aan warmtenetten en de industrie. Tot slot vraagt Stoffer of de minister van EZK en de staatssecretarissen van I&W en Financiën bereid zijn om in overleg te gaan met de afvalsector om de potentiële gevolgen van de voorgestelde importheffing goed in kaart te brengen en de maatregel op basis hiervan te heroverwegen. 

Stoffer stelt de volgende vragen:

Vraag 1. Heeft u kennisgenomen van de grote zorgen van de afvalsector over het mogelijk averechtse effect van de aangekondigde importheffing?

Vraag 2. Hoe groot is de kans dat een (groot) deel van het afval dat als gevolg van de heffing niet in Nederland verbrand wordt in het land van herkomst, waaronder het Verenigd Koninkrijk, naar de stortplaats gaat? Kunt u dit nader onderbouwen?

Vraag 3. Is de veronderstelling juist dat het storten van afval in plaats van het verbranden ervan netto meer emissie van CO2-equivalenten oplevert vanwege de methaanemissie bij stortplaatsen?

Vraag 4. Welke netto CO2-emissiereductie zal de importheffing naar verwachting opleveren, rekening houdend met de potentiële weglekeffecten?

Vraag 5. Wat is uw inschatting van de belastingopbrengst van de voorgestelde maatregel?

Vraag 6. In hoeverre zal de voorgestelde maatregel negatieve gevolgen hebben voor de levering van warmte van afvalverbrandingsinstallaties aan warmtenetten en industrie?

Vraag 7. In hoeverre zal de voorgestelde maatregel negatieve gevolgen hebben voor de bijdrage van afvalverbrandingsinstallaties aan de duurzame energieproductie?

Vraag 8. Bent u bereid in overleg met de afvalsector de potentiële gevolgen van de voorgestelde importheffing goed in kaart te brengen en de maatregel op basis hiervan te heroverwegen, met in achtneming van de kabinetsuitspraak dat het onwenselijk is om maatregelen te treffen die gepaard gaan met significante weglekeffecten naar het buitenland (Kamerstuk 32 813 nr. 341)