Pagina
delen
Staatssecretaris toont ambitie met Nationaal Programma Circulaire Economie
6 februari 2023
Op 3 februari jl. presenteerde staatssecretaris van IenW, Vivianne Heijnen, het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE). Met dit nieuwe en rijksbrede programma wordt weer een volgende stap gezet om de weg naar een circulaire economie in 2050 te versnellen.
Pagina
delen
De staatssecretaris spreekt in het NPCE een duidelijke ambitie uit om meer te focussen op het ontwerp en daarmee de voorkant van de keten: “Waar het beleid zich eerder vooral richtte op de achterkant van de keten nemen we nu meer maatregelen aan de inputkant (zoals circulair ontwerp) en in de gebruikersfase.”
Wij zijn erg blij met dit goede voornemen. De transitie naar een circulaire economie kan namelijk aanzienlijk versneld worden als de grondstoffen die bij de inzamelaars terechtkomen enerzijds simpelweg gereduceerd worden en anderzijds zo ontworpen worden dat deze grondstoffen weer opnieuw gebruikt kunnen worden. Alleen door ook meer te focussen op de voorkant van de keten kunnen we de in het NPCE gestelde doelen van 55% recycling van stedelijk afval (huishoudelijk en KWD afval) in 2025 en 60% in 2030 behalen.
Beperkte middelen
In het NPCE worden flinke ambities en beleidsvoornemens gesteld. Toch schreeuwt het circulaire-economiebeleid om meer financiële middelen. In veel gevallen is er namelijk wel geld gereserveerd om bepaalde maatregelen te onderzoeken of te verkennen, maar ontbreekt het (nog) aan middelen om deze maatregelen ook daadwerkelijk door te voeren. Wanneer er wordt gesproken over de financiële middelen valt verder op dat er enkel aandacht wordt besteed aan de financiële middelen die het ministerie van IenW beschikbaar heeft. Hoewel IenW het coördinerend ministerie is, betreft het circulaire economie beleid ons inziens een rijksbreed beleid, waar ook andere ministeries een rol in spelen. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op om er met de andere relevante ministers voor te zorgen dat de maatregelen in het NPCE ook daadwerkelijk tot realisatie kunnen komen.
Drang en dwang
In het NPCE wordt een onderscheid gemaakt tussen stimulerende, beprijzende en normerende maatregelen. Omdat het circulaire-economiebeleid zich nu nog voornamelijk kenmerkt door vrijwilligheid en vrijblijvendheid, geeft de staatssecretaris aan dat zij meer dwang en drang wil toepassen. Hiermee wordt ook direct een opvolging gegeven aan de aanbeveling van het PBL uit de onlangs verschenen Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER). Dit voornemen valt of staat met een duidelijke en doortastende regierol vanuit de Rijksoverheid. Hoe er invulling aan die rol gegeven gaat worden, wordt nog niet duidelijk in het NPCE. Om de stap van vrijblijvendheid en stimuleringsmaatregelen naar meer beprijzen en normeren te maken is het echter essentieel dat het Rijk een proactieve en doortastende rol pakt om juist ook aan de voorkant van de keten circulaire doorbraken te bewerkstelligen.
Relevante onderwerpen voor onze branche
In het NPCE staan heel wat beleidsvoornemens die relevant zijn voor onze achterban. Met betrekking tot het scheiden en inzamelen van afval gaat het ministerie aan de slag met uniforme wel-niet-lijsten. Daarnaast wordt er momenteel een verkenning uitgevoerd naar meer landelijke standaardisering van afvalscheiding en inzameling. Hierbij wordt eveneens gekeken naar de mogelijke introductie van kwaliteitseisen voor GFT. De verwachting is dat deze verkenning eind dit jaar afgerond is. Wij zijn hier als partner in het programma VANG-HHA nauw bij betrokken. Ook gaat er aandacht uit naar geharmoniseerde symbolen voor belangrijke soorten afval. Dit gebeurt voornamelijk op Europees niveau. Wij zijn hier ook bij betrokken, onder andere via onze Europese koepelorganisatie Municipal Waste Europe.
Een andere belangrijke maatregel is het herzien van het UPV-instrument. Voor de zomer komt de staatssecretaris met verbetervoorstellen voor de UPV. Hierin wordt ook nadrukkelijk aandacht besteed aan het verbeteren van de rol van gemeenten. Bovendien is ook bij het verbeteren van de UPV een sterkere regierol vanuit de Rijksoverheid gewenst. Hoe hier concreet invulling aan gegeven wordt, volgen we nauwgezet en waar mogelijk geven we hiervoor ook actief input aan het ministerie van IenW.
Wij zijn blij om te zien dat de inzet op het stimuleren van de uitrol van een landelijk dekkend netwerk circulaire ambachtscentra in 2030 wordt voortgezet. We willen graag dat deze ambachtscentra optimaal blijven bijdragen aan de circulaire economie. Daarvoor is het van belang dat zij zo min mogelijk belemmerende wet- en regelgeving ervaren. Zo wordt er werk gemaakt van een handreiking voor milieustraten en ambachtscentra, die erop gericht is onder welke omstandigheden er sprake kan zijn van voortgezet gebruik. Wij zien graag dat dit een niveau hoger wordt getild en dat juist onderzocht wordt hoe we wet- en regelgeving zo kunnen inrichten dat de afvalstatus van bepaalde stromen wordt weggenomen of gewijzigd.
Tot slot worden er mooie stappen gezet om de luierafvalberg terug te dringen. De staatssecretaris heeft als doel gesteld om in 2026 een UPV op luiers en incontinentiemateriaal te introduceren. Wij zijn blij om te zien dat hier werk van wordt gemaakt. Maar liefst 8% van het totale huishoudelijk restafval bestaat namelijk nu uit luiers en incontinentiemateriaal. Naast de UPV gaat Nederland eveneens inzetten op Europese ontwerpeisen voor luiers- en incontinentiemateriaal. Dit is essentieel om in de toekomst op grote schaal, zo duurzaam mogelijk, luiers te kunnen recyclen. Bovendien wordt het gebruik van wasbare luiers verder gestimuleerd, onder andere door middel van pilots bij kinderopvangcentra.
Deze week is het de Week van de Circulaire Economie. Wat ons betreft biedt dit plan mooie aanknopingspunten om het niet bij één week te houden, maar ook vanuit de overheid toe te werken naar een compleet circulaire economie.