Pagina
delen
Veelgestelde juridische vragen

Is iets afval wanneer er een vergoeding tegenover staat? Mogen inwoners een door de gemeente aangeboden minicontainer voor huishoudelijk afval weigeren? En moet een aanwijzingsbesluit genomen worden bij plaatsing van ondergrondse containers? De antwoorden op deze en andere veelgestelde juridische vragen vind je hier.
Pagina
delen
Wij hebben veel kennis in huis, maar in specifieke gevallen is er advies op maat nodig. Als lid van ons profiteer je daarom van ons partnerschip met Hekkelman advocaten. Maak je gebruik van de diensten van Hekkelman dan ontvang je korting. Vergeet dus niet je lidmaatschap van de NVRD te benoemen.
- Voor Helpdeskvragen die door Hekkelman in ongeveer een uur te beantwoorden zijn per e-mail of telefoon geldt een tarief van slechts 120,- per uur.
- Voor specifieke uitgebreidere vragen die langer dan een uur in beslag nemen, krijg je een korting van 5% op de totaalfactuur. Ook worden de gebruikelijke kantoorkosten van 6% niet in rekening gebracht (m.u.v. ‘out of pocket’ kosten).
Mogen inwoners een door de gemeente aangeboden minicontainer voor huishoudelijk afval weigeren?
Is iets afval wanneer er een vergoeding tegenover staat?
De vraag of iets een afvalstof is, moet worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Het enkele gegeven dat er een vergoeding tegenover de stof of het voorwerp staat, is op zichzelf beschouwd niet voldoende om te concluderen dat geen sprake is van afval. Bij de beantwoording van deze vraag is vooral het gedrag van de houder relevant. Van belang is of de stof of het voorwerp in kwestie nog nut heeft voor de houder ervan of dat het een last is waarvan de houder zich wilt of moet ontdoen.
Voor de houder van een stof of voorwerp is van belang om te weten of dit als afvalstof wordt aangemerkt. Voor de houder van afvalstoffen geldt namelijk specifieke afvalstoffenregelgeving.
“alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.
Met deze definitie wordt aangesloten bij de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen.
Het gaat bij (de kwalificatie van) afvalstoffen om twee criteria: 1. er is sprake van een stof, voorwerp of preparaat en 2. de houder gaat, wilt of moet zich daarvan ontdoen. De vraag of sprake is van een afvalstof moet bovendien worden beoordeeld aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van elk afzonderlijk geval, in het licht van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn afvalstoffen.
Of een stof of voorwerp kwalificeert als afvalstof is niet altijd even eenvoudig te beantwoorden. Het begrip afvalstof wordt namelijk ruim uitgelegd. Dat heeft tot gevolg dat op voorhand geen stoffen of voorwerpen kunnen worden uitgesloten van het begrip afvalstof. Ook stoffen of voorwerpen die voor economisch hergebruik beschikbaar zijn of die een economische waarden hebben (geld opleveren) kunnen kwalificeren als afvalstof.
Het enkele gegeven dat er een vergoeding tegenover de stof of het voorwerp staat, is op zichzelf beschouwd niet voldoende om te concluderen dat geen sprake is van afval. Het gedrag van de houder is namelijk doorslaggevend voor het antwoord op de vraag of sprake is van een afvalstof. Daarbij komt bijzondere betekenis toe aan de intentie (de bedoeling) van de houder en de uitleg van ‘ontdoen van’. Van belang is dus om te bepalen of de stof of het voorwerp in kwestie nog nut heeft voor de houder ervan of dat het een last is waarvan de houder zich wilt of moet ontdoen. Als dit laatste het geval is, kan het risico bestaan dat de houder zich van de stof ontdoet op een manier die nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, bijvoorbeeld door de stof onbeheerd achter te laten of ongecontroleerd te lozen of te verwijderen. Dergelijke voorwerpen of stoffen vallen onder het begrip afvalstof.
Wordt bijvoorbeeld een stof of voorwerp afgegeven met het (affectieve) oogmerk dat deze wordt hergebruikt, dan is dit een indicatie dat geen sprake is van een last waarvan de houder zich ontdoet of moet ontdoen. In dat geval is geen sprake van een afvalstof (ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:543, textiel). Wordt bijvoorbeeld een stof of voorwerp bewust geproduceerd om deze onder economisch gunstige omstandigheden te verhandelen (denk aan: bijproducten), dan levert ook dit een indicatie op dat geen sprake is van een afvalstof (ABRvS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4130, fluxolie).
Dat het afhangt van de concrete omstandigheden van het geval of een stof of voorwerp kwalificeert als een afvalstof, wordt duidelijk geïllustreerd in de rechtspraak over de inzameling van textiel. Bij het inzamelen van textiel zijn de wijze van het aanbieden van het textiel en het al dan niet (direct) accepteren ervan relevante factoren. Wordt gebruikte kleding in containers ingezameld, dan is per definitie sprake van een afvalstof. In een dergelijk geval worden de stoffen namelijk ongesorteerd aangeboden en moeten deze eerst (op een andere locatie) worden gesorteerd voordat deze kunnen worden hergebruikt (Vz. ABRvS 24 februari 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AV2954). Dit ligt anders als de aangeboden gebruikte kleding eerst direct ter plekke visueel wordt gekeurd en gecontroleerd voordat het wordt geaccepteerd. Wordt daarbij alleen herdraagbare kleding geaccepteerd, waarmee dus sprake is van de selectieve inname van de aangeboden kleding, dan is dit een indicatie dat geen sprake is van een afvalstof (ABRvS 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:543).
Wat zijn de gevolgen van de Omgevingswet voor NVRD-leden?
Hekkelman is partner van de NVRD. Deze blogreeks is in samenwerking met de NVRD tot stand gekomen.
Hoe werkt de zwaardere bewijslast voor gemeenten tegen afvalovertreders?
De persoon tot wie het verkeerd aangeboden huisvuil te herleiden valt moest voorheen hard tegenbewijs leveren om zijn onschuld te bewijzen. Kan deze persoon dit niet leveren, dan wordt deze als overtreder aangemerkt. Door een uitspraak van De Raad van State is dit veranderd. De Raad van State erkent nog steeds dat gemeenten er in principe van uit mogen gaan dat de persoon tot wie het huisvuil kan worden herleid ook de overtreder is. Kan deze persoon – de vermoedelijke overtreder – het tegendeel aannemelijk maken, dan komt de bewijslast echter weer bij de gemeente te liggen.
- waarom het verkeerd aangeboden huisvuil niet zijn/haar schuld is of;
- dat hij/zij niet in de gelegenheid was om het huisvuil verkeerd aan te bieden.